21 Beheer van bomenrijen
21 Beheer van bomenrijen
21 Beheer van bomenrijen
Dit pakket bestaat vaak uit knotbomenrijen en soms oude lanen langs agrarische percelen.
Het knotten van bomen is feitelijk een vorm van hakhoutbeheer: je ontdoet de boom eens in de paar jaar van zijn kruin, waarna deze weer uitloopt. Als dit niet frequent genoeg gebeurt, is het risico groot dat oude knotbomen met holle stammen het gewicht van de takken niet meer kunnen dragen. De boom scheurt dan uit.
Herstel van bomenrijen
Wanneer je een bomenrij wilt herstellen, gaat het vaak om het inplanten van weggevallen bomen. Maar wanneer gebruik je welk plantmateriaal?
Knotboom: wilg en populier
Dit zijn de makkelijkste en goedkoopste knotbomen om aan te planten.
- Zaag een polsdikke rechte tak van 2,5 – 3 meter lengte uit een bestaande knotboom.
- Snij de onderkant schuin af (zodat de staak niet gaat draaien na het planten) en verwijder de bast van de onderste 50 centimeter (dat bevordert wortelvorming)
- Druk de staak ongeveer 1 meter diep in de grond. Maak het gat eventueel met een palenboor.
Bij jonge staken ontstaan in het voorjaar vaak uitlopers op de stam. Met een handschoen aan ‘wrijf’ je deze er zo af, waardoor uiteindelijk een takvrije stam ontstaat.
Knotboom: overige soorten
Wil je een andere soort planten, gebruik dan beworteld plantmateriaal van een kweker. Kies de kleinste laanboom (maat 6 – 8) of een veer (ook wel spil genoemd): een jonge boom van zo’n 2,5 meter hoog. Dit zijn bomen met een beperkte hoeveelheid wortels en goedkoper dan een laanboom.
Laanbomen: alle soorten
Wil je een laan herstellen, plant dan laanbomen van maat 10 – 12. Dat wil zeggen een stamomtrek van 10 – 12 cm op 1 meter hoogte. Daar hoort een hoogte bij van ongeveer 3,5 meter. Krijgt de boom licht genoeg, dan kan je ook kiezen voor maat 14 – 16. Hoe groter de boom hoe duurder én hoe groter de kans dat hij niet aanslaat.
Plaats hier een boompaal bij voor stevigheid. Zet de paal aan de windzijde en op voldoende afstand dat deze niet tegen de stam kan schuren.
Knot niet alles tegelijk
Voor het behoud van schuil- en nestgelegenheid van soorten, die in holtes broeden, is het belangrijk niet alle knotbomen in de rij te gelijk te knotten. Ook is de wilg één van de eerste lentebloeiers. Door het werk gefaseerd uit te voeren, zijn er in het vroege voorjaar voldoende wilgenkatjes met stuifmeel beschikbaar voor wilde bijen.
Knot bij voorkeur maximaal de helft van de bomen en 3 jaar later de andere helft, bijvoorbeeld door om en om een boom te knotten. Let er wel op dat de knot dan nog voldoende licht krijgt om uit te lopen, anders is het beter 2 of 3 bomen naast elkaar tegelijk te knotten.
Als het maar om enkele knotbomen gaat, is gefaseerd knotten uit kostenoverwegingen soms niet haalbaar. Zorg dan dat de naastgelegen knotbomenrijen niet in hetzelfde jaar aan de beurt zijn. Zo zorg je toch voor gefaseerd beheer.
Frequentie van knotten
De boomsoort en de standplaats van de boom hebben veel invloed op de frequentie van het knotten. Sommige soorten groeien sneller, en op de klei is uiteraard ook een snellere groei te verwachten dan op schrale zandgrond.
Gemiddeld heeft een wilg elke 4 jaar onderhoud nodig, een eik niet vaker dan eens in de 10 jaar en es en els zitten daar weer tussenin. Kijk daarom ook naar de takdikte in combinatie met de stamdikte om te bepalen of knotten nodig is. Te snel knotten kost de boom veel energie, jaarlijks knotten moet je dus zeker niet doen.
Niet te kort afzagen
Zaag takken af op 5 – 10 centimeter van de kruin, zodat een stompje tak blijft staan. De knotboom loopt weer uit via de zijkanten van de tak. Ook ontstaan hierdoor sneller holten die gunstig zijn voor soorten die in holtes broeden.
Gaat het om hele oude knotbomen, of bij langzaam groeiende soorten, zoals knoteiken: maak de knot dan niet helemaal kaal, maar spaar een paar takken op de kruin. Dit zorgt ervoor dat de sapstroom behouden blijft (en de knotboom vitaal).