Vogel- en Habitatrichtlijn
De Europese Unie heeft de Vogelrichtlijn (1979) en Habitatrichtlijn (1992) opgesteld om de biodiversiteit in Europa in stand te houden. Samen zorgen ze voor gebieds- en soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
Beide richtlijnen bevatten meerdere bijlages waarin lijsten met beschermde soorten en habitattypen zijn opgenomen. Om deze soorten en habitattypen te beschermen, hebben alle Europese lidstaten speciale beschermingszones moeten aanwijzen: de Natura 2000-gebieden. Deze Natura 2000-gebieden vormen samen een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden.
Deze aanwijzing is op basis van:
- Vogelrichtlijn: bijlage 1
Habitatrichtlijn: bijlage 1 en 2
Soortenbescherming
Daarnaast zijn er algemene regels voor soortenbescherming: het niet mogen doden, vangen, verstoren, plukken of bejagen van specifieke soorten.
Dit is op basis van:
- Vogelrichtlijn: bijlage 3 (vogelsoorten)
- Habitatrichtlijn: bijlage 4 (dier- en plantensoorten)
Vertaling naar het ANLb
Nederland heeft in totaal 65 doelsoorten voor het ANLb benoemd. Dit zijn de soorten waarvoor Nederland op grond van de Vogel- en Habitatrichtlijn een internationale verplichting heeft om ‘een gunstige staat van instandhouding te realiseren’. Daarnaast hebben provincies vaak ook provinciale doelsoorten benoemd, los van de Vogel- en Habitatrichtlijn.
Het ANLb gaat uit van een leefgebiedenbenadering die gericht is op het creëren en in stand houden van een leefgebied voor een soort of groep van soorten die vergelijkbaar beheer vragen. Als collectief werk je aan een kwalitatief leefgebied waarin de habitateisen voor Voedsel, Veiligheid en Voortplanting in voldoende omvang en intensiteit aanwezig zijn voor deze (groepen van) soorten. Daarbinnen is aandacht voor de specifieke eisen van individuele (doel)soorten.