Ontwikkeling kruidenrijk(er) grasland
Om kruidenrijk grasland te kunnen ontwikkelen, moet de gewasproductie op het perceel naar 5 – 7 ton droge stof per hectare per jaar. Voor de beeldvorming: op regulier grasland met Engels raaigras is dat nog 10 ton of meer. Bij een hoge gewasproductie krijgen kruiden geen kans zich te vestigen, de grassen blijven dan overheersen. Verlagen van de gewasproductie is waar het dus om draait bij de ontwikkeling van kruidenrijk(er) grasland.
De maatregelen die de meeste invloed hebben op het verlagen van de gewasopbrengst zijn niet bemesten, maaien en het maaisel afvoeren. Klei- en veengronden zijn van nature voedselrijk, daar zal het langer duren dan op zandgronden om de gewenste gewasproductie van 5 – 7 ton droge stof per hectare per jaar te bereiken.
Specifiek voor weidevogels: denk aan je waterpeil
Als je het graslandperceel wil inzetten voor weidevogelbeheer, ga dan ook aan de slag met je waterpeil. Een hoger waterpeil zorgt niet alleen dat voedsel (wormen) beter beschikbaar zijn voor weidevogels, maar zorgt ook voor vertraging van de grasgroei. En dat heeft een positieve invloed op de doorwaadbaarheid én de ontwikkelingskansen voor kruiden (en daarmee insecten als voedsel voor jonge weidevogels).
Graslandtypes / ontwikkelingsfases van Wim Schippers

Ondanks dat elke graslandtype gekenmerkt wordt door een aantal specifieke grassen en kruiden, is het mooie van de systematiek dat je geen plantendeskundige hoeft te zijn om toch het graslandtype van een perceel te kunnen bepalen, en daarmee de juiste maatregelen en moment van maaien.
Voor het correct herkennen van de graslandtypes is de veldgids van Wim Schippers de beste bron. Herkennen van graslandtypen kan ook via een aantal filmpjes van onze zuiderburen.
Wim Schippers heeft een praktische veldgids geschreven over de Ontwikkeling van kruidenrijk grasland die goed past bij agrarisch natuurbeheer omdat de uitgangssituatie in de gids Engels raaigras is. Hij hanteert 5 verschillende graslandtypes ofwel ontwikkelingsfases:
- Type 0 Engels raaigras
- Type 1 Grassenmix
- Type 2d Dominant stadium
- Type 2g Gedegenereerd grasland *
- Type 2 Grassenmix – plus
- Type 3 Gras-kruidenmix
- Type 4 Bloemrijk grasland
- Type 5 Schraalland
Elk graslandtype kenmerkt zich door de gewasopbrengst en de kruidenrijkdom. Het doel van ANLb graslandpakketten is om type 3 (Gras-kruidenmix) of type 4 (Bloemrijk grasland) te realiseren. Op wat zwaardere (klei) gronden kan type 2 (Grassenmix – plus) al een mooi resultaat zijn, zeker op percelen met Kruidenrijk grasland voor weidevogels.
* Type 2g Gedegenereerd grasland is een nieuwe toevoeging die nog niet in de veldgids is verwerkt, wel in een nieuwe factsheet hierover.
Niet bemesten

Zorg ook voor een geschikt landbiotoop
Het niet bemesten van graslandpercelen is de meest effectieve maatregel om de gewasproductie naar beneden te brengen.
Pas als het gelukt is 15 of meer verschillende soorten grassen en kruiden per 25 m2 te realiseren (graslandtype 3 Gras-kruidenmix), is enige bemesting zinvol. Dit noemen we instandhoudingsbemesting. Te lang niet bemesten zorgt voor verzuring van de bodem, waardoor de ontwikkeling van soortenrijkdom stagneert of zelfs afneemt (nieuw graslandtype 2g Gedegenereerd grasland).
Maaien en afvoeren

Soort uitgelicht: de patrijs
Combineer het niet bemesten met maaien en afvoeren van het maaisel. Zeker twee keer maaien en als er nog een flinke nazomergroei is, ook nog een derde keer. Afvoeren van het maaisel is cruciaal: daarmee voorkom je onbedoelde bemesting, verstikking en verruiging van het perceel en daarmee ongewenste vegetatieontwikkeling met brandnetel of ridderzuring.
Welk moment het meest geschikt is voor een maaibeurt, is afhankelijk van het ontwikkelstadium waarin het grasland zich bevindt. In het verleden lag de focus sterk op wachten tot 15 juni voordat gemaaid werd. Dat is een prima datum voor percelen die al kruidenrijk zijn, maar volstrekt niet voor percelen die zich nog moeten ontwikkelen.
Wacht met weiden

Soort uitgelicht: de kievit
Wanneer je nog bezig bent met het verlagen van de gewasproductie, is het niet verstandig te beweiden. De mest van het vee vertraagt het terugbrengen van de gewasproductie. Met alleen weiden (i.p.v. maaien) voer je te weinig voedingsstoffen af om de gewenste kruidenrijkdom te behalen.
Als de gewasproductie tot 7 ton droge stof per hectare is teruggebracht, is naweiden mogelijk als vervanging van de tweede of derde maaibeurt.
Gebrek aan zaden
Als de gewasproductie verlaagd is naar 5 – 7 ton droge stof per hectare per jaar, maar de soortenrijkdom nog sterk achterblijft, kan dat komen door onvoldoende ‘zaadbeschikbaarheid’. Er zijn dan geen zaden van gewenste soorten in de bodem van het perceel aanwezig en ook niet in de directe omgeving. In die gevallen is het lastig de kruidenrijkdom op een graslandperceel op natuurlijke wijze te vergroten.
Als collectief heb je dan te bepalen hoe je daar mee om wil gaan. Er zijn collectieven die inzaai met specifieke inheemse mengsels toestaan of die zaad inbrengen door vers maaisel van kruidenrijke (natuur)percelen in de omgeving uit te rijden op het beheerpercelen. In deze brochure kun je meer lezen over deze aanpak.
De maatregelen samengevat


De tabel hiernaast geeft per graslandtype het juiste moment aan voor:
- De 1e, 2e en soms 3e maaibeurt
- Eventueel voor- of naweiden
Dominantstadium
Als een perceel in het dominant stadium zit (graslandtype 2d), dan is er te lang te laat gemaaid. Kijk welke soort dominant is, en zorg dat je maait in de overeenkomstige periode uit de onderste tabel. Dat heeft aantal voordelen:
- Grassen stoppen hun energie in deze periode in stengelstrekking en bloei, door op het juiste moment te maaien, vertraagt dat de hergroei: je put de soort uit.
- De kruiden tussen de grassen krijgen vervolgens meer licht en mogelijkheden om tot bloei te komen.
- En extra bonus: door te maaien voordat de aar helemaal bloeit, voorkom je dat de soort een nieuwe zaadvoorraad opbouwt.
Het juiste moment is wanneer de bloeiwijze zichtbaar is en nét begint te bloeien. Dit kan in jaren met een warm voorjaar ook 2 weken vroeger zijn dan in de tabel is weergegeven. Bepaal het juiste moment dus op basis van de tabel én een veldbezoek.
Meer informatie
Collectieven
- Video: wat je kunt doen als de ontwikkeling van je grasland stagneert – Natuurrijk Limburg (2021)
- Video: diversiteit leidt tot biodiversiteit – Natuurrijk Limburg (2021)
- Factsheet: ontwikkelingsbeheer op kleigronden – Rivierenland (2021)
- Factsheet: ontwikkeling kruidenrijk grasland – VALA (2023)
- Factsheet: kruidenrijk grasland – BoerenNatuur
Kennispartijen
- Zelf te bestellen: Veldgids Ontwikkelen van Kruidenrijk grasland – Wim Schippers
- Video: deel 1: Wat is kruidenrijk grasland? -BoerenNatuur (2022)
- Video: deel 2: Waarom is kruidenrijk grasland onmisbaar? – BoerenNatuur (2022)
- Video: deel 3: Hoe realiseer je kruidenrijk grasland – BoerenNatuur (2022)
- Video: deel 4: Kruidenrijk grasland in het veld – BoerenNatuur (2022)
- Factsheet: kruidenrijk grasland – Vogelbescherming (2016)
- Brochure: kruidenrijk grasland meerwaarde voor vee bedrijf en weidevogels – WUR (2014)
- Factsheet: gedegenereerd grasland – Adviesloket Bodem & Natuur (2024)
- Video: herkennen van graslandtype 1: raaigras – Ecopedia (2013)
- Video: herkennen van graslandtype 2: dominantstadium – Ecopedia (2013)
- Video: herkennen van graslandtype 2: grassenmix – Ecopedia (2013)
- Video: herkennen van graslandtype 3: kruidenmix – Ecopedia (2013)
- Video: herkennen van graslandtype 4: bloemrijk grasland – Ecopedia (2013)
- Video: herkennen van graslandtype 5: schraalland – Ecopedia (2013)