07 Ruige mest voor weidevogels
07 Ruige mest voor weidevogels
07 Ruige mest voor weidevogels
Dit pakket is specifiek bedoeld voor weidevogels en kan je alleen afsluiten in combinatie met andere weidevogelpakketten. Het opbrengen van ruige mest met als doel het verbeteren van de bodemkwaliteit zit in pakket 39 Bodemverbetering met ruige mest.
Stro in vaste mest
Vaak wordt benoemd dat strorijke vaste mest gunstig is voor kieviten, zij gebruiken het stro voor het maken van nesten. Nu gebruiken kieviten maar weinig strooisel voor hun nest en zijn op of langs de meeste percelen wel gewasresten aanwezig.
Maak je dus niet te druk als de beschikbare vaste mest niet erg strorijk is. Het lijkt niet waarschijnlijk dat de aanwezigheid van stro een belangrijke factor is of de kievit wel of niet wil broeden op een perceel.
Relatie mest – wormen – weidevogels
Jeroen Onrust heeft een interessant onderzoek gedaan naar regenwormen en weidevogels. De ultieme samenvatting van zijn rapport:
- Weidevogels zijn in 2 groepen te verdelen: tastjagers en zichtjagers
- Ook wormen zijn in 2 groepen te verdelen: rode en grijze wormen
- Vooral de rode wormen zijn interessant voor weidevogels
- Er zitten meer rode wormen op percelen met ruige mest
- Het allerbest zijn hongerige rode wormen: die zitten boven in de bodem en daardoor goed beschikbaar voor weidevogels
- Je maakt wormen hongerig door het bemesten zo lang mogelijk uit te stellen
- Maar: als je wilt zorgen voor voedsel voor weidevogels, is het hebben van een vochtige bodem is het allerbelangrijkst (belangrijker dan bemesting met ruige mest)
Wil je meer achtergrondinformatie: kijk dan op de pagina Relatie mest – wormen – weidevogels.
Ruige mest helpt vooral volwassen weidevogels
Bemesting met ruige mest stimuleert het bodemleven, zoals de aanwezigheid van regenwormen: een belangrijk onderdeel van het menu van volwassen weidevogels. Bemesting met ruige mest zorgt voor meer beschikbare regenwormen dan bemesting met drijfmest of kunstmest.
Wel goed om te weten dat weidevogelkuikens als ze jong zijn geen wormen eten, maar vooral vliegjes en andere insecten. Pas wanneer ze vliegvlug worden, schakelen ze over naar het eten van regenwormen.
Stel moment van bemesting zo lang mogelijk uit
Zoals beschreven in de Relatie mest – wormen – weidevogels is het uitstellen van bemesting in het voorjaar gunstig voor weidevogels: regenwormen blijven zo hongerig, dicht bij het oppervlak en daardoor goed bereikbaar.
In hetzelfde onderzoek van Jeroen Onrust blijkt dat er maar liefst 2,5 keer zoveel rode wormen aan het oppervlak kwamen in een perceel dat 14 maart bemest was met ruige mest, ten opzichte van een perceel waar op 1 februari al ruige mest is uitgereden!
Je kan er ook voor kiezen de ruige mest pas in het najaar uit te rijden. Dat heeft een aantal voordelen voor zowel boer, worm als weidevogel:
- De activiteit van het bodemleven is in het najaar het hoogst. Het organisch materiaal wordt optimaal gebruikt en beschikbaar gemaakt voor het volgende groeiseizoen. In het voorjaar kan het organische materiaal uitdrogen en verwaaien, waardoor het bodemleven er minder aan heeft.
- Voorkomen van schade aan bodem en grasmat, doordat de boer in het vroege voorjaar niet met grote machines op het land hoeft. Dit zorgt ook voor minder verstoring van weidevogels, met name de kievit, die soms al broedt, wanneer er mest wordt uitgereden.
- Als er geen grote machines op het land hoeven, hoeft het waterpeil daarvoor ook niet verlaagd te worden. Dat is ook later in het seizoen gunstig, omdat de bodem dan minder snel uitdroogt.
Ga je voor wormen of doorwaadbaarheid?

Zorg ook voor een geschikt landbiotoop
In vergelijking met drijfmest is ruige mest gunstiger voor weidevogels. Het zorgt voor meer beschikbaarheid van wormen en het is traagwerkend: dus geen snelle grasgroei direct erna. Daarnaast is het uitrijden van ruige mest op de bodem minder belastend voor de bodem en het bodemleven dan het injecteren van mest in de bodem.
Toch is het op sommige percelen wenselijk geheel af te zien van bemesting voor de eerste snede. Bemesting, óók met ruige mest, zorgt voor een zwaarder en dichter gewas. Weidevogelkuikens kunnen zich niet goed voortbewegen in een dicht gewas: de doorwaadbaarheid is daar onvoldoende waardoor ze moeilijk voedsel vinden. Met name het voedselaanbod voor kuikens is op veel percelen beperkend voor toename van het aantal weidevogels (en niet zozeer het aantal wormen voor de volwassenen).
Voedsel: het gaat zowel om aantallen als beschikbaarheid
Als het gaat om voedsel voor weidevogels (of andere diersoorten) dan zijn twee dingen belangrijk:
- Zijn de aantallen voldoende?
Zijn op het perceel voldoende insecten voor kuikens en voldoende wormen voor volwassen weidevogels aanwezig? De aantallen wormen zijn vaak niet het probleem, de hoeveelheid insecten wel: op percelen met overwegend grassen komen minder insecten voor dan op percelen met veel kruiden. - Zijn de aantallen beschikbaar?
Kunnen de weidevogels het voedsel daadwerkelijk bereiken? Als er insecten zijn, maar het perceel is onvoldoende doorwaadbaar voor de kuikens, dan ontstaat een beschikbaarheidsprobleem. Als het perceel niet nat genoeg is, dan komen wormen onvoldoende naar het oppervlak of is de bodem te hard om doorheen te prikken met hun snavels.
Daarbij zorgen natte percelen ook voor een betere doorwaadbaarheid, omdat de grasgroei daarmee wordt onderdrukt. Dit is dus een van de meest cruciale onderdelen van het weidevogel beheer!
Geen bemesting langs perceelsranden, sloten of plasdras
Langs sloten is bemesting niet toegestaan vanuit de verplichte bufferzones. Maar ook perceelsranden of een zone om plasdras percelen wil je liever onbemest laten, dus daar ook geen ruige mest.
Perceelsranden zijn vaak van nature al kruidenrijker, help dat een handje door te zorgen dat daar geen ruige mest wordt uitgereden. Benut de mest vooral op het centrale deel van het perceel waar sowieso de meeste gewasopbrengst valt te verwachten.