Relatie mest – wormen – weidevogels
Jeroen Onrust heeft een interessant onderzoek gedaan naar regenwormen en weidevogels. De belangrijkste bevindingen:
- Weidevogels zijn in 2 groepen te verdelen: tastjagers en zichtjagers
Tastjagers (zoals de grutto) gebruiken hun lange snavel om in de bodem te prikken en zo op de tast een regenworm te pakken. Voor hen is het belangrijk dat wormen niet dieper zitten dan hun snavellengte én dat de bodem zacht genoeg is dat ze er daadwerkelijk in kunnen prikken. Zichtjagers (zoals de kievit) vangen alleen regenwormen die ze kunnen zien, dus de wormen die ook boven de grond komen. - Ook wormen zijn in 2 groepen te verdelen: rode en grijze wormen
De rode wormen eten grof organisch materiaal, ze komen ’s nachts naar boven om te eten. Grijze wormen eten bodemdeeltjes en organische stof en komen niet naar de oppervlakte. - Zichtjager zoekt rode worm (m/v)
Tastjagers (zoals de grutto) kunnen met hun lange snavel zowel grijze als rode wormen te pakken krijgen. Zichtjagers (zoals de kievit) moeten het hebben van de rode wormen die daadwerkelijk boven de grond komen. Dat maakt de rode worm meest aantrekkelijk voor weidevogels: ze staan standaard op het menu. - Ruige mest is goed voor rode wormen…
Rode wormen eten graag organisch materiaal dat nog niet te veel verteerd is, zoals ruige mest. Er zitten simpelweg meer rode wormen op percelen met ruige mest, dan op percelen die met drijf- of kunstmest zijn bemest. Dit kan je goed terugzien in deze grafiek: - …en een hongerige rode worm is goed voor weidevogels
Het moment van ruige mest uitrijden heeft ook invloed op de weidevogels. Dat zit zo: goed doorvoede wormen blijven iets dieper in de grond. Hongerige wormen nemen het risico op predatie wel, en komen ’s nachts naar de oppervlakte om te eten. Het uitstellen van bemesting in het voorjaar zorgt voor hongerige wormen die bovenin de bodem blijven en daarmee goed beschikbaar zijn voor weidevogels. - Maar: een vochtige bodem is het allerbelangrijkst!
In een droge bodem gaan regenwormen in rust en wordt de bodem uiteindelijk te hard om nog goed in te kunnen prikken door een vogelsnavel. Zorg dus voor een vochtige bodem waarin de wormen actief blijven en beschikbaar voor weidevogels. Dat is vooral later in het seizoen belangrijk wanneer kuikens vliegvlug worden en overschakelen van insecten op regenwormen.
Goed te weten: op Nederlandse agrarische graslanden is er voor weidevogels nooit een beperkend aanbod aan regenwormen. Focus je als collectief dus met name op de beschikbaarheid van deze regenwormen: daarvoor moet de bodem vochtig genoeg zijn.